N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Deze week: een broze formatie, een verzwakte Rutte, en parlementaire assertiviteit als nieuwe realiteit.
Ofwel: waarom Omtzigt en Wilders Haagse rolmodellen zijn geworden.
Politiek is voor sommige Kamerleden puur een gevecht om aandacht, en het debat over de kabinetsnotulen was donderdag net bezig of in de Kamerbankjes wisten ze genoeg: de bokaal ging vandaag naar Farid Azarkan (Denk).
Als openingsspreker had hij het over „misdadige spelletjes” in de Trêveszaal inzake de Toeslagenaffaire. Over „dictatoriale trekjes” bij bewindslieden van Rutte III.
Hij zei: „Nederland is onder dit kabinet een schijndemocratie geworden.”
Hierna diende de Denk-voorman, met steun van Geert Wilders (PVV), Wybren van Haga (FVD) en de nieuwkomers Caroline van der Plas (BBB) en Sylvana Simons (Bij1), een motie van wantrouwen in tegen „het voltallige kabinet”, dat overigens al in januari was afgetreden.
Nestor Kees van der Staaij (SGP), Kamerlid sinds 1998, keek daarna toe hoe Geert Wilders, ook Kamerlid sinds 1998, zich klaarmaakte om als tweede spreker aan te treden.
„Nou Geert”, hoorde je Van der Staaij schertsen, „ga daar nog maar eens overheen”. Enkele rijen verderop schoot Henk Nijboer (PvdA), Kamerlid sinds 2012, in een schaterlach.
Want Wilders had zojuist een kopie van zichzelf aanschouwd. Jaren zorgde de PVV-leider er met procedurele alertheid voor dat hij eerste spreker van spoeddebatten was, om daarna zijn opponenten te criminaliseren, de democratie te attaqueren (nepparlement) en al in de eerste termijn een motie van wantrouwen in te dienen.
Een stapeling van schofferingen: wie bijvoorbeeld het kabinet al veroordeelt nog voordat het diens weerwoord heeft gegeven, verwerpt het hele idee van een debat. Maar mediapolitiek is het effectief: zo’n motie is uren het voornaamste nieuws, en dus de naam van de indiener.
En de grap was natuurlijk dat Azarkan de PVV-voorman deze keer te snel af was zodat hij eerste spreker werd, en Wilders’ repertoire imiteerde om de nieuwscyclus te domineren. De kopie was beter dan het origineel.
En Van der Staaij zag het meteen: hier kon zelfs Wilders niet overheen.
Het illustreerde, nog voordat Herman Tjeenk Willink vrijdag zijn eindverslag als informateur indiende, hoe de mores in de Tweede Kamer veranderen.
Want ook veel nieuwkomers in het parlement blijken scherp te hebben gelet op de mediapolitieke effectiviteit van Wilders. Zo viel donderdagnacht op dat de Boer-Burger-Beweging (BBB) precies hetzelfde stemde als de PVV, terwijl de eerste debatten in de nieuwe Kamer lieten zien dat de BBB-voorvrouw, Caroline van der Plas, een uitstekend gevoel voor medialogica heeft.
Ook Sylvana Simons valt op met slimme bijdragen en puntige interrupties, terwijl haar steun donderdag aan de vroege motie van wantrouwen de Haagse mores afwees: eerst afkeuring, daarna debat.
En het gaat verder. Want naast Wilders is een invloedrijker rolmodel opgestaan: Pieter Omtzigt. De Haagse invloed van het CDA-Kamerlid, al weken ziek thuis, groeide de laatste maanden uit tot ongekende proporties.
In januari viel het kabinet over de Toeslagenaffaire die hij met Renske Leijten (SP) agendeerde. In de campagne was hij de enige CDA’er die Rutte bleef uitdagen. Na de verkiezingen waren het zijn pleidooien voor meer openheid, dualisme en tegenmacht die de gesprekken over een nieuwe bestuursstijl domineerden. En in het debat deze week draaide het onder meer om de poging hem vanuit de ministerraad te temperen c.q. ‘sensibiliseren’.
Gevolg is dat sterke oppositie-Kamerleden als Esther Ouwehand (PvdD), Lillian Marijnissen (SP) en Azarkan zijn kritische en vaak argwanende houding overnemen. Maar dat ook vooraanstaande politici uit de middenpartijen zijn pleidooien voor meer openheid en dualisme opvolgen.
Zo liet Rob Jetten (D66) donderdag ineens vallen dat hij in 2017 pas enkele weken Kamerlid was toen hij een boze Mark Rutte aan de lijn kreeg: hij had een PvdA-minister bekritiseerd. „Ik zat nog niet eens in de coalitie.”
Namens de VVD uitte Sophie Hermans kritiek op Rutte omdat hij in de notulen steun uitsprak aan minister Cora van Nieuwenhuizen, ook VVD, die in 2019 meende dat coalitie-Kamerleden nooit kritischer konden zijn dan zij van de oppositie. „Ongepast.”
Je weet natuurlijk niet of deze openhartigheid stand houdt. Maar het laat zien dat de Kamer over de volle breedte zoekt naar meer openheid en dualisme: de Omtzigt-revolutie slaat overal toe.
De aanleiding is logisch – de beslotenheid die een oplossing van de Toeslagenaffaire belemmerde. Maar je kunt je wel afvragen of de onderliggende analyse zo sterk is.
Dualisme is hier altijd zwak geweest, en wat belangrijker is: in crisistijd kan het consensusverlangen in Nederland nooit tegengeluid verdragen.
De extreem monistische cultuur van dit moment ontstond onder premier Lubbers vanaf 1982, toen de economie kromp, het begrotingstekort boven de 10 procent was en de werkloosheid richting de miljoen ging. Dat het monisme en de beslotenheid onder Rutte toenamen kwam omdat in 2012 het vijfde kabinet in tien jaar viel, waarna het ongeduld over de langzame respons op de kredietcrisis Den Haag domineerde: genoeg gepraat, aanpakken.
Dus wie een blijvend dualistische cultuur wil, moet nadenken over politieke cultuur in crisistijd: juist dan is het dualisme altijd het eerste slachtoffer.
Daarbij roepen de imitaties van Wilders’ mediapolitieke tactiekjes vragen op over het motief achter veel pleidooien voor tegenmacht. Wie wel tegenmacht opeist maar geen debat met andersdenkenden nodig heeft om een kabinet alvast weg te sturen, wekt niet de indruk dat het om tegenmacht als principe gaat – maar vooral om eigenmacht.
Dus je kon je goed voorstellen waarom Tjeenk Willink vrijdag herhaalde dat de democratische rechtsorde van oudsher is gebaseerd op „vertrouwen en matiging”, terwijl „wantrouwen en escalatie” in Den Haag in korte tijd terrein hebben gewonnen.
En zijn advies om, na ommekomst van een verklaring van Rutte over een nieuwe bestuursstijl, onder leiding van een volgende informateur met inhoudelijke gesprekken te beginnen, laat precies zien hoezeer de Haagse verhoudingen zijn opgeschud: waar Wilders en vooral Omtzigt uitgroeiden tot nieuwe Haagse rolmodellen, liep het aanzien van de kandidaat-premier juist beschadiging op.
Tjeenk Willink wist Ruttes kandidatuur voor een vierde kabinet weliswaar overeind te houden. Hij kreeg de vermeende Rutte-doctrine, de aanname dat de besloten bestuurscultuur alleen op het conto van de premier staat, in feite van tafel. Hij verleidde CDA, PvdA en GroenLinks zich in principe open te stellen voor inhoudelijke verkenningen. (De linkse samenwerking van GroenLinks-PvdA-SP bleek niet tegen drie weken Tjeenk Willink bestand.)
Maar genoeg obstakels resteren. Uit een recente brief (23 april) van interim-voorzitter Marnix van Rij aan de opstandige CDA-afdeling Heerlen kun je afleiden dat voor het CDA „een coalitie-akkoord” niet langer ondenkbaar is, er is daar dus enige beweging, maar dit creëerde onder Omtzigt-aanhangers deze week de vrees dat het CDA, net als in 2010, in een coalitie gerommeld wordt.
Zo breekbaar is de toestand in die partij – en zonder het CDA is een meerderheidskabinet praktisch onmogelijk.
Anders gezegd: het netto resultaat van de afgelopen zes weken, sinds de verkiezingen van 17 maart, is dat de vorming van een nieuw kabinet-Rutte nog niet helemaal hopeloos is. Dat is alles.
En in de tussentijd groeide de parlementaire assertiviteit, gesymboliseerd door Omtzigt en Wilders, uit tot de nieuwe realiteit.
Als steeds meer parlementariërs een nieuwe Omtzigt of Wilders willen zijn - NRC
Read More
Tidak ada komentar:
Posting Komentar