Het bindend studieadvies (bsa) leidt volgens onderwijsminister Robbert Dijkgraaf tot stress bij studenten, die het toch al zwaar zouden hebben. ‘Te veel druk werkt verlammend en vertroebelt het beeld of een student al dan niet geschikt is voor een opleiding.’ Daarom wil hij het aantal punten dat studenten het eerste jaar moeten halen verlagen tot 30, slechts de helft van het totaal.
Merkwaardig; te weinig druk lijkt mij verlammender, en studiepunten zijn toch juist bedoeld om te beoordelen of een student het niveau aankan? Die punten moeten vroeg of laat toch echt gehaald worden; uitstel van stress zal kansloze studiecarrières onnodig rekken. Dijkgraaf wijst erop dat er ‘veel op jonge studenten afkomt in hun eerste jaar’, zoals op kamers gaan. Maar dat is toch niet nieuw? Sterker nog: steeds meer studenten blijven bij hun ouders wonen. Begrijp me goed; dat liefst de helft van de studenten grote psychische klachten ervaart is schokkend, maar de link met het bsa, dat al twee decennia meegaat, is onbewezen.
Toen ik twintig jaar geleden begon met studeren in Rotterdam was dat een van de eerste universiteiten met een bsa. Dat bleek wonderen te doen; na invoering werd afstuderen binnen vijf jaar opeens normaal, terwijl daarvoor acht jaar geen uitzondering was. En ook met bsa hielden wij toch zeker negen maanden per jaar tijd over om liggend op een bank te filosoferen over de beste scène van Scarface. Het enige verschil met studenten van nu: wij hadden geen smartphone die ons ongelukkig maakte en afleidde.
Het verlagen van de lat werkt bovendien averechts voor de kansengelijkheid. Met de devaluatie van een wo- of hbo-diploma wordt ‘cv-builden’ alleen maar belangrijker en het zijn natuurlijk de kinderen van ouders met vermogen en een goed netwerk die daar het beste in zijn. De winst van de lagere lat wordt daarnaast oneerlijk verdeeld. Zoals bekend is de IQ-deviatie bij mannen aanmerkelijk groter dan bij vrouwen: er zijn meer mannen met een zeer laag IQ en meer mannen met een zeer hoog IQ, terwijl de IQ-verdeling bij vrouwen dichter rond het gemiddelde ligt. Het verlagen van de lat trekt dus vooral vrouwen binnen de groep van hoger opgeleiden, terwijl vrouwen daar nu al oververtegenwoordigd zijn met 54 procent.
Er bestaat in Nederland, en met name bij D66, een dogmatisch geloof in het onderwijs, waarbij investeren in jongeren gelijk staat aan investeren in onderwijs. Minister Dijkgraaf spreekt over een ‘waaier’ van opleidingen, met verschillende richtingen die allemaal op eigen tempo doorlopen kunnen worden. Als jongeren maar zo lang mogelijk in het onderwijs blijven, zo lijkt het idee.
Maar veel jongeren hebben helemaal geen zin in eindeloze opleidingen en de maatschappij schreeuwt om werklui. Er zou veel verstandiger geïnvesteerd moeten worden in jongeren, want investeringen van de overheid komen nu voornamelijk terecht bij hoger opgeleiden die langer en duurder studeren. Dat is buitengewoon oneerlijk. Een startkapitaal voor iedere jongere is wél eerlijk; zij die lang willen studeren kunnen dat daar van doen, zij die zo snel mogelijk aan de slag willen, kunnen er hun eerste klusbus van kopen.
De sociale en culturele kloof tussen praktisch- en theoretisch geschoolden overbrug je niet door zo veel mogelijk mensen hoog op te leiden. Wie ziet dat meer dan de helft van zijn klas vwo-advies krijgt, zal zich ellendiger voelen géén vwo-advies te krijgen, dan wanneer er slechts een stuk of drie vwo-advies krijgen. Bovendien: wanneer hoger onderwijs de norm wordt, is het dus geen ‘hoger’ onderwijs meer.
De kloof tussen praktisch- en theoretisch geschoolden overbrug je niet door zo veel mogelijk mensen hoog op te leiden - Volkskrant
Read More
Tidak ada komentar:
Posting Komentar